De Nederlandse wetgeving voor automatische nummerplaatherkenning (automatic number plate recognition; anpr) is niet in strijd met de privacywetgeving.
Onder de Anpr-wet worden de kentekens en locaties van auto’s in Nederland vastgelegd door camera’s met beeldherkenning-software en vier weken in een centrale politiedatabank opgeslagen. De gegevens van die reisbewegingen van voertuigen zijn onder voorwaarden door de politie te gebruiken voor opsporing en vervolging.
De zaak draait voor Privacy First om de verzameling en opslag van ieders ‘historische’ anpr-data, ook wel ‘no hits’ genoemd.
Volgens Privacy First is het opslaan van voertuiggegevens zonder een link met een misdrijf ‘volstrekt disproportioneel en ineffectief’. Bovendien ontbreekt volgens hen het toezicht en is het systeem eenvoudig te misbruiken. De belangenorganisatie eist in de rechtszaak tegen de Staat dat de wet buiten werking wordt gesteld omdat deze in strijd zou zijn met Europees privacyrecht.
De rechter oordeelt in zijn uitspraak dat de Anpr-wet voldoet aan de Europese rechten van de mens en uitzonderingen op de privacyregels. Hij stelt dat, hoewel het systematisch verzamelen, opslaan en gebruiken van kentekengegevens een inmenging vormt in de persoonlijke levenssfeer, deze gerechtvaardigd is en voldoet aan voorwaarden en wettelijke grondslagen.
‘Het alternatief van het opvragen van camerabeelden van derden, zoals beelden van surveillancecamera’s van bedrijven en deurbelcamera’s van burgers, of het bewaren van gegevens voor slechts zeven dagen, zoals Privacyfirst onder meer oppert, zijn volgens de rechtbank ‘onvoldoende en minder efficiënt’.
Privacy First schrijft dat het ‘met grote teleurstelling’ heeft kennisgenomen van het vonnis in de zaak over kentekenregistratie en overweegt in hoger beroep te gaan.
Alles bij de bron; Computable