‘Smart cities’ - steden die allerlei vormen van digitale data inzetten om problemen aan te pakken - zijn er steeds meer. In Nederland profileren de grote steden zich inmiddels allemaal als zodanig, elk op hun eigen manier.

Meijer, hoogleraar publieke innovatie in Utrecht, komt in zijn oratie ‘Bestuur in de datapolis: Slimme stad, blije burger?’ met het voorbeeld van Eindhoven, waar op het Stratumseind het geluidsniveau, de menselijke bewegingen, de sociale media en de hoeveelheid afval op een centraal dashboard worden gevolgd. Op grotere schaal heeft Rio de Janeiro zoiets opgezet. En in het Zuid-Koreaanse Songdo zijn zo ongeveer alle objecten ‘slim’ gemaakt, om er een intelligente stedelijke omgeving van te maken. Met de belofte van een slim bestuur en blije burgers.

Of het nu om een ‘cockpit’-aanpak gaat, zoals In Rio de Janeiro en Eindhoven, of om een vogelzwerm-verschijnsel (waarbij data op diverse manieren door burgers, bedrijven en organisaties wordt uitgewisseld en benut), zoals het Haarlemse platform Buuv; beide zijn vooral technische voorstellen om de omgeving kenbaar en daarmee beheersbaar te maken. “Mensen zijn ofwel alleen objecten die met slimme ingrepen in de gewenste richting worden gestuurd ofwel hooggemotiveerde modelburgers die eensgezind samenwerken aan een betere stad.”

Dat beeld is te utopisch, vindt Meijer. “Toekomstvisioenen over een gezonde, welvarende, schone en veilige datapolis spreken veel mensen aan maar mij boezemen ze vooral ook angst in. Ik moet u eerlijk bekennen dat ik eigenlijk bang ben voor een stad vol blije burgers. Ik ben bevreesd voor een soort Singaporegeluk waarin tegendraadsheid, rebelsheid en verzet niet passen.”

Alles bij de bron; BinnlandsBestuur [Thnx-2-Dick]