Vorige maand schreef ik op deze plek over een rechtszaak in Frankrijk tegen Amesys, een bedrijf dat handelt in spionagetechnologie. De zaak zou, zo hoopte ik, kunnen bijdragen aan het beteugelen van ‘giftige’ bedrijven die miljarden verdienen met verkoop van hacking-, tracing- en spionagesystemen. Notoir in deze sector is de Israëlische NSO Group. Met haar infiltratieproduct Pegasus kun je heimelijk toegang krijgen tot telefoons en computers, camera’s en microfoons op afstand aanzetten en zo de locatie, contacten, foto’s en gedrag van ‘verdachten’ in de gaten houden.

Deze week bleek via een groot collectief van onderzoeksjournalisten, het ‘Pegasus Project, dat zelfs het telefoonnummer van de Franse president Macron op de lijst van doelwitten staat en al langer was bekend hoe telefoons en computers van mensenrechtenverdedigers en kritische journalisten werden geïnfiltreerd.

Zo stapelen de voorbeelden zich op van misplaatst gebruik van infiltratietechnologie, verkocht onder het mom van terreur- en misdaadbestrijding. Dat zelfs de Franse president met deze technologie kan worden belaagd, onderstreept hoezeer de commerciële spionagesector ontspoord is...

...Qua transparantie over de producten die in Nederland gebruikt worden, is er nog een wereld te winnen. Zeker is dat hier commerciële hacksoftware wordt gebruikt, maar officieel komt die niet van leveranciers aan dubieuze regimes. Verzoeken om informatie hierover van de Volkskrant, op basis van de Wet openbaarheid van bestuur, bleven onbeantwoord.

Technologie kun je meestal breder inzetten dan aanvankelijk beoogd werd. De snelle verspreiding van spionagetechnologie is een gevaarlijke realiteit. Infiltratietechnologie, zelfs als die ooit met een legitiem oogmerk is ontwikkeld, verspreidt zich als onkruid over de wereld. De onthullingen van het Pegasus Project stimuleren hopelijk de politieke urgentie, in elk geval in democratische landen, om voorop te gaan lopen in de zorg voor ‘veiligheid, vertrouwen, en stabiliteit in cyberspace’.

Alles bij de bron; NRC