De inlichtingendiensten van Nederland beschermen onze nationale veiligheid. Dat is hun taak, en die is belangrijk. Maar wat als diezelfde diensten steeds meer optreden alsof ze een opsporingsinstantie zijn, zonder dat ze aan dezelfde spelregels gebonden zijn? Wat als burgers – en zelfs advocaten – worden gevolgd, afgeluisterd of geanalyseerd, zónder rechterlijke toetsing?
Dan kan het beschermen van de nationale veiligheid snel veranderen in een bedreiging daarvan. Veiligheid mag in dat verband nooit een excuus zijn om de rechtsstaat te ondermijnen.
Sinds 2021 onderzoekt de AIVD zogenoemde criminele ondermijning. Volgens de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) en de Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) gebeurt dat met een te ruime interpretatie van het begrip ‘dreiging voor de nationale veiligheid’.
Daarmee begeeft de dienst zich op het terrein van politie en justitie – terwijl de wet dat nu juist verbiedt. Artikel 13 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) is daarin helder: de AIVD is géén opsporingsdienst....
....Woensdag spreekt de Tweede Kamer over deze thematiek tijdens een commissiedebat. De timing is relevant, zeker in aanloop naar de herziening van de Wiv uit 2017. Die herziening mag geen technische bijstelling worden. Er is behoefte aan fundamentele herbezinning. De regels moeten duidelijker, de toetsing steviger en de waarborgen scherper.
Alles bij de bron; Volkskrant