We delen steeds meer persoonlijke informatie omdat we ons hiermee sneller, gemakkelijker en betrouwbaarder kunnen identificeren in de reële en digitale wereld. Naast identiteitsdocumenten in de echte wereld wordt er steeds vaker gebruikt gemaakt van ‘mensgebonden’ data. Dat kan informatie zijn die gekoppeld is aan bepaalde diensten, gemeten gedrag tijdens online handelingen en tegenwoordig steeds vaker biometrische gegevens.

Maar nog veel vaker wordt profielidentificatie toegepast; hoe meer je weet over een specifiek persoon, des te betrouwbaarder is de data van het gebruikersprofiel. En hoe beter je hiermee kunt controleren of dit de persoon in kwestie is en kunt voorspellen wat hij of zij gaat doen.

Dat is waarom ondernemingen steeds vaker persoonlijkere, lees meer privacygevoelige, informatie vragen om toegang te verschaffen tot hun diensten. Daarnaast claimen partijen steeds vaker de zeggenschap over iemands persoonlijke identiteit. In de digitale economie is daardoor je (online) identiteit niet meer van jezelf. Ondanks nieuwe wetgeving (AVG) is het door het constant (herver)delen van persoonlijke gegevens onmogelijk geworden nog volledig eigenaarschap over je eigen gegevens uit te oefenen.

Techniek dringt zich hiermee steeds verder op. Waar het bij de klassieke identificatie (1.0) nog gaat om ‘wie ben je,’ draait het bij identiteit 2.0 steeds meer om ‘wat doe je’-profielidentificatie op basis van je gedrag.

Je identiteit met vaststaande persoonsgegevens heb je alleen nodig om de digitale wereld te betreden. Ben je eenmaal binnen, dan telt enkel nog je fluïde digitale identiteit. Deze identiteit 2.0 staat voor alles wat jou als individu identificeert op basis van digitale gebruikerspatronen in de online wereld – vaak gekoppeld aan geregistreerd gedrag uit de reële wereld ter verificatie.

Alles bij de bron; MT