Het wetsvoorstel Computercriminaliteit III heeft al aandacht gekregen in de media, maar vooral vanwege de nieuwe bevoegdheid voor de politie om computers van verdachten te hacken. Er gaan echter nog veel meer controversiële plannen schuil in dit wetsvoorstel. Zo heeft de regering voorgesteld om de grooming-bepaling (artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht) op verschillende punten te wijzigen en uit te breiden...

...Ten eerste wordt geregeld dat bij de jacht op groomers zogenoemde ‘lokpubers’ kunnen worden ingezet: meerderjarige agenten die zich online voordoen als zestienminners om potentiële groomers op heterdaad te betrappen. Daarbovenop heeft de Tweede Kamer ingestemd met het VVD/CDA-amendement dat de mogelijkheid toestaat om „virtuele fictieve creaties” (3D, artificieel intelligente chatsoftware voorzien van het uiterlijk van een puber) als lokmiddel in te zetten.

En tot slot heeft de minister in zijn toelichting bij het wetsvoorstel, zonder wezenlijke onderbouwing het nodig geacht te expliciteren dat ook „poging tot grooming” strafbaar kan zijn. Het is dus volgens de minister voor strafbaarheid blijkbaar voldoende dat er seksuele communicatie plaatsvindt tussen de potentiële groomer en het kind. Misschien wordt daarbij een mogelijke ontmoeting besproken maar „concrete handelingen ter verwezenlijking van de ontmoeting” kunnen achterwege blijven. Het gaat immers om een póging tot voorbereiding!

Maar laten we niet vergeten dat het strafrecht het meest vergaande middel is dat de overheid tegen zijn burgers kan inzetten en dat bij het inschakelen van het strafrecht ultieme terughoudendheid moet worden betracht. Om die reden was ons klassieke strafrecht ook een daadstrafrecht (post-crime) en niet een preventiestrafrecht waarin louter kwalijke bedoelingen van belang zijn (pre-crime). Met het strafbaar stellen van een poging tot een voorbereidingshandeling (de chatfase van grooming) wordt het strafrecht wel erg ver opgerekt.

Wij willen geenszins (de gevolgen van) grooming bagatelliseren... Wanneer (echte) kinderen door groomers online worden gechanteerd, onder druk worden gezet of bedreigd dan moet dat bestraft worden en de bestaande strafbepalingen maken dat ook ruimschoots mogelijk. Maar voor ons is het lastig een grondslag te vinden voor het strafbaar stellen van sexchatten met een virtuele creatie – per definitie immers onschadelijk gedrag waarbij geen kind is betrokken. Een verbod op sexchatten met wat in de praktijk een robot is, raakt onmiskenbaar aan de uitingsvrijheid van individuen, en getuigt van de wens in de samenleving en bij de wetgever om alle risico’s die zich in de toekomst eventueel zouden kunnen voordoen volledig uit te bannen. Een politie die gedachten bestraft, lijkt dan een volgende logische stap. Een zeer onwenselijke. 

Alles bij de bron; NRC