Via allerlei elektronische snufjes en slimme apps kunnen ouders hun baby voortaan nauwgezet volgen. Maar maakt het ze ook minder bezorgd?

Ik heb zojuist de baby op het internet aangesloten. De printer, de versterker, de back-upschijf en de smartphone hingen er al aan, maar nu sta ik ook, real time, twenty-four-seven, met mijn kind in verbinding. Mimo heet deze smart baby monitor en ik heb hem laten overkomen uit Amerika, het land van better safe than sorry.

Ik heb de baby in het rompertje met sensoren en bluetooth gehesen, het docking station aan mijn wifi gekoppeld en de app geïnstalleerd. Met Mimo kan ik niet alleen thuis zien of hij nog ademt, maar ook in de trein en op mijn werk. Surveillance? Het is toch voor z’n eigen veiligheid?

Dat gezondheidstechnologie een trend is, dat is ons niet ontgaan. Slimme apps en smartwatches registreren hoeveel we eten, slapen en hardlopen. We meten onze hartslag en houden in digitale logs onze menstruatiecyclus, mentale toestand en medicijngebruik bij.

Maar nu zet de quantified self-trend een nieuwe stap: de quantified child. Het begon al met babyfoons met camera’s en thermometers. Dit najaar komt een sokje op de mark dat doorlopend de hartslag en zuurstofsaturatie in het bloed meet. En er is net een nieuw armbandje met locatietracker voor kleutertjes in de verkoop gegaan, mét afluisteroptie. Het was te verwachten, deze trend. We waren al dol op getalletjes en grafiekjes waarmee we onze ongedisciplineerde zelf in het gareel dwingen. En nu kunnen we die technologie loslaten op datgene waarover we ons het allermeeste zorgen maken: het kind.

Alles bij de bron; NRC