De digitalisering van de samenleving is anno 2019 zo vanzelfsprekend, dat leven zonder computers voor grote groepen mensen moeilijk voorstelbaar is. Smartphone, computer of tablet stellen ons prima in staat volledig deel te nemen aan de samenleving. Eigenlijk kunnen alleen ouderen zich hierover nog verwonderen, vooral omdat ze weten hoe ‘het vroeger was’. Toen je nog gewoon een treinkaartje kocht aan een loket, de krant nog niet was te downloaden en het bancair- of giro­verkeer vooral op papier geschiedde.

Om al deze moderne diensten soepel te laten verlopen, is het voor bedrijven en instellingen noodzakelijk persoonsgegevens van klanten te verzamelen. Dan gaat het in principe om privacygevoelige gegevens, bijvoorbeeld naam, woonplaats maar ook een nummer van de bankrekening. Toch is het lang niet altijd gelijk oversteken. De verleiding is groot om meer gegevens te verzamelen dan nodig is voor een goede dienstverlening. Dat kan vrij straffeloos, omdat gebruikers zich vaak nauwelijks druk maken over hun privacy, zo gewend zijn ze geraakt aan het gemak van de digitale samenleving.

Juist omdat privacy bij weinigen écht leeft, is het belangrijk dat iemand als Michiel Jonker daar een punt van maakt. Zo is hij kritisch over de anonieme OV-chipknip, de AH-bonuskaart, de afvalpas van de gemeente of de wijze waarop winkels je dwingen om uitsluitend met pinpas te betalen. Jonker, die desnoods rechtszaken voert om zijn gelijk te krijgen, legt daarbij de lat soms hoger dan de toezichthouder Autoriteit Persoonsgegevens. Daar is niet mis mee. Mensen als Jonker zijn juist noodzakelijk om grenzen scherp te krijgen. Juist omdat privacy ons allen aangaat, is een scherp debat noodzaak.

Alles bij de bron; Trouw