In Nederland wordt technologie van gezichtsherkenning nog niet zo vaak ingezet, maar de wetenschappers roepen wel al op tot heldere regelgeving. Er worden volgens hen wereldwijd veel toepassingen ontwikkeld en de privacyrisico’s daarbij zijn reëel en ingrijpend. Dat stellen rechtswetenschappers van Tilburg University in een onderzoeksrapport, opgesteld voor het ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV).

De Tilburgse wetenschappers vragen zich af of de huidige wet- en regelgeving voldoende is om de privacy te beschermen en hoe inbreuken kunnen worden beperkt. Hun onderzoek toont bovendien aan dat Nederlandse bedrijven die met de technologie van start gaan, niet altijd helder hebben hoe ze de juridische vereisten moeten interpreteren.

De privacyrisico’s van gezichtsherkenningstechnologie zijn uiteenlopend, staat in het rapport. Zo is de informatieverzameling meestal ondoorzichtig, mist bij de technologie vaak de autonomie of keuzevrijheid bij de burger en kan het systeem kampen met vooringenomenheid (bias) en fouten. Een ander groot risico heeft betrekking op de onmogelijkheid om je anoniem in de (semi-)publieke ruimte te begeven.

Het zijn vooral overheden die gezichtsherkenningstechnologie nu al inzetten, maar er verschijnen ook commerciële toepassingen. Zo passen zoekmachines en sociale-mediaplatformen de technologie toe en zet de retailsector de technologie in voor het volgen van klanten.

De wetgever moet duidelijkheid verschaffen, vinden de onderzoekers. Sander Dekker, minister voor Rechtsbescherming, gaat naar aanleiding van het rapport in gesprek met belanghebbende organisaties. Dat zijn de producenten en gebruikers van gezichtsherkenningstechnologie en privacy-organisaties. Dekker verwacht in het najaar een beleidsreactie gereed te hebben.

Alles bij de bron; Computable