John Riemen, hoofd van hoofd van het Centrum voor Biometrie van de Nationale politie, stelt de vraag of het ethisch verantwoord is om goede technologie niet te gebruiken voor het opsporen van onbekende verdachten: ‘Doen we dan recht aan slachtoffers en laten we daders gewoon doorgaan met het plegen van nieuwe misdrijven?’
Het alternatief is volgens Riemen om in zaken zonder verdere opsporingsaanwijzingen het tonen op tv of internet van de gezichten van de verdachten. Daarbij vraagt hij zich af of dat niet veel meer inbreuk op de privacy geeft: ‘We weten dat de beelden nooit meer helemaal te wissen zijn en we hebben al “heksenjachten” online en in persoon gezien op de verkeerde personen.
Riemen stelt dat het onafhankelijke NIST-instituut al heeft aangetoond dat goede algoritmes geen waarneembare ras- of geslachtsbias meer hebben.
De politie heeft het plan om de nieuwe gezichtsherkenningssoftware FaceFinder, waarmee gezichten in omvangrijke collecties foto’s of video’s zijn te zoeken, structureel te kunnen inzetten. Daarmee wil politie het al gebruikte systeem uitbreiden.
FaceFinder kan nuttig zijn als er bijvoorbeeld in een museum een schilderij wordt gestolen, stelt John Riemen: ‘De verdachte moet van tevoren binnen zijn geweest om de boel te verkennen’, schetst hij. ‘Want hij wil weten waar de camera’s hangen, waar de bewaker staat, hoe het schilderij is bevestigd en hoe hij het van de muur kan halen.’
Voorheen gebruikte de politie één systeem met gezichtsherkenning genaamd CATCH dat werkt met twee databases. Eén database met gelaatsafbeeldingen van verdachten en veroordeelden en één met vreemdelingen.
Alles bij de bron; CrimeSite [premium artikel, account [gratis] noodzakelijk]