Dit weekend treedt Europese regelgeving over artificiële intelligentie in werking. In theorie legt ze AI en gezichtsherkenning aan banden maar in de praktijk wordt er net méér mogelijk.
Vanaf 2 februari kunnen lidstaten biometrische gegevens gebruiken voor de opsporing van ontvoerde personen, acute terreurdreigingen en identificatie van zware criminelen. “De lijst met uitzonderingen is zo groot dat de uitzondering eigenlijk de regel wordt”, zegt strafrechtonderzoeker Sofie Royer van de KU Leuven.
In België heeft onder meer de Liga voor Mensenrechten ernstige bezwaren tegen de vele uitzonderingen die de AI-verordening toelaat. Zij willen een totaalverbod. Hun belangrijkste bezorgdheid is dat de gedefinieerde categorieën van misdrijven te ruim zijn en na verloop van tijd enkel ruimer zullen worden. Ze vrezen ook dat bepaalde “gemarginaliseerde bevolkingsgroepen” hierdoor meer geviseerd zullen worden en dat politiedatabanken vatbaar zijn voor misbruik.
Nu al heeft de Controlecommissie voor Politiegegevens in rapporten vastgesteld dat agenten de bestaande databanken al te vaak onrechtmatig raadplegen. Onlangs is een agent schuldig bevonden aan 108.000 opzoekingen, waaronder privégegevens van zijn collega’s.
Bovendien kan er een hellend vlak ontstaan, waarbij binnenkort ook kleinere misdrijven opgespoord worden. Een typisch voorbeeld zijn de vele camera’s in het straatbeeld. Royer: “Toen ze werden ingevoerd, zouden ze dienen om zware criminaliteit en terrorisme op te sporen, intussen worden ze gebruikt voor foutparkeerders en sluikstorters.”
Alles bij de bron; deMorgen [achter betaalmuur]