De komst van moderne surveillance-apparatuur vormt een uitdaging voor de bestaande privacy wetten. Recente onthullingen van wereldwijde communicatiesurveillance maken de noodzaak aan een herziening van het wetgevend arsenaal prangend duidelijk.

Met dit doel in gedachten werden een aantal internationale principes gelanceerd die de bescherming van mensenrechten in het digitale tijdperk moeten veilig stellen. De principes zijn het product van een rondvraag bij het maatschappelijk middenveld en internationale privacy en technologie-experten. Ze werden reeds door meer dan tweehonderd organisaties ondertekend. Het initiatief staat onder leiding van Privacy International, Access en Electronic Frontier Foundation.

De 13 principes op een rijtje:

  • Rechtsgeldigheid: elke beperking van het recht op privacy moet wettelijk zijn voorgeschreven.
  • Legitiem doel: wetten mogen communicatiesurveillance van overheidswege enkel toestaan voor een legitiem doel met een wettelijk belang dat noodzakelijk is in een democratische samenleving.

  • Noodzakelijkheid: wetten die communicatiesurveillance van overheidswege toestaan, moeten dergelijke surveillance beperken tot dat wat strikt en aantoonbaar noodzakelijk is om een legitiem doel te bereiken.
  • Geschiktheid: elke instantie van communicatiesurveillance die wettelijk is toegestaan, moet geschikt zijn om de voldoen aan het specifieke legitieme doel dat is aangeduid.

  • Proportionaliteit: Beslissingen over communicatiesurveillance moeten worden genomen door het voordeel dat hiermee kan worden behaald af te wegen tegen de schade die kan worden veroorzaakt aan de rechten van de individu en aan andere meedingende belangen, en moet onder meer bestaan uit een afweging van de gevoeligheid van de informatie en de ernst van de schending van het recht op privacy.

  • Bevoegde rechterlijke instantie: beslissingen met betrekking tot communicatiesurveillance moeten worden genomen door een bevoegde rechterlijke instantie die onpartijdig en onafhankelijk is.

  • Juridisch correcte rechtsgang: voor een juridisch correcte rechtsgang is vereist dat Staten de mensenrechten van individuen respecteren en waarborgen door ervoor te zorgen dat wettige procedures naar behoren zijn opgesomd in de wet, consequent in praktijk worden gebracht en beschikbaar zijn voor het algemene publiek.

  • Kennisgeving aan de gebruikers: wanneer individuen op de hoogte worden gesteld van een beslissing om communicatiesurveillance toe te staan, moet dit op tijd en met voldoende informatie gebeuren zodat ze bezwaar tegen de beslissing kunnen aantekenen.

  • Transparantie: Staten moeten transparant zijn over het gebruik en de omvang van technieken en rechten met betrekking tot communicatiesurveillance.

  • Extern toezicht: Staten moeten onafhankelijke toezichtmechanismen instellen om transparantie en verantwoording voor communicatiesurveillance te waarborgen.

  • Integriteit van communicatie en systemen: om de integriteit, beveiliging en privacy van communicatiesystemen te waarborgen mogen Staten serviceproviders of hardware- of softwareleveranciers niet verplichten surveillance- of controlemogelijkheden in te bouwen in hun systemen of bepaalde informatie te verzamelen of te bewaren uitsluitend voor doeleinden met betrekking tot surveillance van overheidswege.

  • Waarborgen voor internationale samenwerking: als reactie op veranderingen in informatiestromen en in communicatietechnologieën en -services moeten Rechtsstaten mogelijk de hulp inroepen van buitenlandse serviceproviders.
  • Waarborgen tegen onrechtmatige toegang: Rechtsstaten moeten wetgeving uitvaardigen die illegale communicatiesurveillance door openbare of particuliere instanties strafbaar stelt.

Bron; LigaVoorMensenrechten