De zorgsector laat van zich horen in het big data debat. In een brochure van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) staat te lezen: “We hebben echt te maken met een privacy maffia. We zijn hierin doorgeschoten.” En in de Volkskrant van 16 juni klaagt Michael van den Berg over de eenzijdige aandacht voor privacy waardoor we de noodzaak van het koppelen en analyseren van zorgdata niet zien.

Medische gegevens zijn zeer gevoelige persoonsgegevens. Een kind met ADHD moet daar later bij sollicitaties niet mee geconfronteerd worden. Overigens is het ook voor de zorg zelf van het allergrootste belang om de privacy van de patiënt zo goed als zij kan te beschermen. Als een patiënt er niet op kan vertrouwen dat een arts zijn gegevens vertrouwelijk behandelt, zal hij misschien niet alles vertellen. Met wellicht dodelijke consequenties.

Deze discussie is een specifiek voorbeeld van een algemeen retorische truc waarin privacy (als persoonlijk, en dus beperkt, belang) tegenover X (een willekeurig gemeenschappelijk, en dus groot, belang) wordt geplaatst. Voor X kunt u veiligheid, efficiëntere overheid, fraudebestrijding, en dus ook goede zorg invullen. In mijn ogen is het op deze manier framen van het probleem vooral een kwestie van gemakzucht.

Het elektronisch patiëntendossier is een goed voorbeeld. Het elektronisch delen van patiëntgegevens kan de zorg zeker efficiënter maken, en kan helpen fouten voorkomen. Maar dat kan ook worden bereikt door een systeem in te voeren waarin de huisarts en patiënt zelf de regie voeren. En waarbij misbruik door middel van technische maatregelen beperkt of zelfs voorkomen wordt. Alleen voor eerste hulp bij noodsituaties hoeft slechts een zeer beperkte set van essentiële gegevens centraal worden opgeslagen.

Echte innovatie is het vinden van een oplossing voor een schijnbaar onoplosbaar probleem. Laten we daar samen aan gaan werken, in plaats van elkaar de schuld te geven van de status quo.

Alles bij de bron; ExecPPL