Op 7 februari 1831 werd de Belgische grondwet aangenomen. Die gold destijds als één van de meeste liberale constituties ter wereld. Artikel 22, dat de privacy van elke burger waarborgt, was één van de hoekstenen. De hedendaagse drang naar veiligheid in het post 9/11-tijdperk zet dit fundamenteel grondrecht echter onder druk. De burger verwordt meer en meer tot een potentiële crimineel en veiligheid wordt verkocht als een hoger goed dan het recht op privacy. Veiligheid zou pas gegarandeerd kunnen worden indien de drang naar privacy afneemt. Dat niet enkel het Amerika van de NSA en de ‘surveillance drones’ getraumatiseerd de 21ste eeuw is ingestapt, blijkt uit de recente uitlatingen van de Antwerpse procureur-generaal. Die wil het DNA van elke nieuwgeborene verzamelen.

Veiligheid is uiteraard net als privacy een grondrecht. Technologische innovaties die dit recht dichterbij brengen, moeten worden omarmd. Maar het doel heiligt de middelen niet. Het streven naar het bieden van veiligheid aan de burger stopt wanneer zijn privacy buitensporig geschonden wordt. Een staat die van elke burger DNA verzamelt, gaat ervan uit dat elke burger een potentiële crimineel is. Een dergelijke politiestaat gaat niet uit van het vermoeden van onschuld, maar van de schuld tot het tegendeel bewezen is.

De fundamenten van onze liberale grondwet worden in zulk een staat aangetast door conservatieve krachten. En zoals altijd teren de conservatieve krachten daarbij op dezelfde voedingsbodem om dit te realiseren: angst, voor potentiële criminelen die in ons midden zouden leven. Angst mag echter nooit de leidraad zijn om onze samenleving vorm te geven.

Een liberale staat gaat daarom uit van vertrouwen in plaats van angst; gaat uit van het goede in mensen in plaats van het criminele; biedt mensen vrijheid in plaats van hen te surveilleren.

Alles bij de bron; Tijd.be