Uit de management samenvatting;

Contant geld is een betaalmiddel met een aantal unieke eigenschappen: anoniem, toegankelijk & inclusief, tastbaar & meetbaar, publiek, en verleent zelfstandige beschikkingsmacht. Het vervult verschillende rollen: die van betaalmiddel, oppotmiddel en rekeneenheid. Het gebruik van contant geld als betaalmiddel is in de afgelopen tien jaar sterk teruggelopen. Eind 2020 werd nog circa 20% van de betalingen aan de toonbank met contant geld verricht, ten opzichte van circa 65% in 2010. Dit houdt een gemiddelde daling van circa 11% per jaar in. Deze trend werd in 2020-2021 versterkt door COVID-19 en de daaraan verbonden maatregelen, waardoor het gebruik van 32% naar 20% is gedaald (wellicht zal dit na de lock-downs en volle openstelling weer gedeeltelijk terugveren).

Daarnaast vonden de afgelopen jaren meerdere ontwikkelingen plaats die de chartale infrastructuur onder druk zetten: in veiligheid, beschikbaarheid, en betaalbaarheid. Er is sprake van zowel fysieke veiligheidsrisico’s, als de fraudegevoeligheid van contant geld. De aanhoudende reeks van plofkraken leidde ertoe dat delen van de uitgifte- en afstortinfrastructuur (tijdelijk) zijn gesloten. Mede door de anonimiteit van contant geld gelden er strenge eisen voor de transactie-monitoring om fraude, witwassen, vals geld en terrorismefinanciering te voorkomen. 

Daarnaast ontmoedigen toonbankinstellingen steeds vaker het gebruik van contant geld (in circa 35% van de winkels in 2020) en hebben Nederlandse banken en IAD’s (Independent ATM Deployers) het aantal geldopnameautomaten in de laatste tien jaar sterk afgebouwd: van circa 8.500 in 2010 tot circa 5.000 in 2020.

Hoewel de totale systeemkosten van de chartale keten de afgelopen jaren zijn gedaald van circa 1.5 miljard euro in 2012 tot circa 1.2 miljard euro in 2019, zijn door de volumedaling de kosten per contante toonbanktransactie in de afgelopen jaren gestegen van €0,40 per transactie in 2012 tot circa €0,50 per transactie in 2019. Hoewel de totale absolute kosten rondom het gebruik van contant geld zijn afgenomen, is contant geld als betaalmiddel vandaag de dag relatief veel duurder voor de maatschappij dan pinbetalingen, in het bijzonder voor banken en voor toonbankinstellingen (de voornaamste directe financiers van het stelsel – indirect betalen hun klanten). Een verdere overgang van contante betalingen naar pinbetalingen zal de totale kosten van het betalingsverkeer verlagen, maar het relatieve kostenverschil tussen pin en contant vergroten. Hierdoor komt de chartale infrastructuur nog meer onder druk te staan.

Naar verwachting zal het gebruik van contant geld verder blijven dalen, waarbij een continuering van de huidige snelheid in afname (met een eventuele afvlakking naar het einde toe) het meest waarschijnlijk is, naar analogie van markten waar de daling verder is gegaan en in vergelijking met de afname van uitgefaseerde andere betaalmiddelen, zoals betaalcheques. De vraag is in hoeverre een daling van het cashgebruik een probleem voor de maatschappij vormt. Om dit te bestuderen, onderscheiden we drie dimensies: ten eerste contant geld als back-up voor elektronische toonbankbetalingen, ten tweede contant geld voor cashafhankelijke groepen, en tenslotte contant geld als regulier betaalmiddel.

Alles bij de bron; RijksOverheid