Dit wetsvoorstel beoogt het juridische instrumentarium voor de opsporing en vervolging van computercriminaliteit te versterken en vormt een uitwerking van eerdere toezeggingen aan de Tweede Kamer alsmede van het in het regeerakkoord van het kabinet-Rutte-Asscher. Het wetsvoorstel sluit aan bij de snelle ontwikkelingen van de technologie, het internet en computercriminaliteit en zet de lijn voort die is ingezet met de Wet computercriminaliteit (inwerkingtreding 1 maart 1993) en de Wet computercriminaliteit II (inwerkingtreding 1 september 2006).

Daarmee zijn voor de bestrijding van computercriminaliteit wijzigingen aangebracht in het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht. Met de Wet computercriminaliteit II is het Verdrag inzake de bestrijding van strafbare feiten verbonden met elektronische netwerken (Trb. 2002, 18 en Trb. 2004, 290), ook bekend als het Cybercrime Verdrag, geïmplementeerd. Dit wetsvoorstel vormt een uitwerking van eerdere toezeggingen aan de Tweede Kamer. ...In vervolg hierop heb ik de Tweede Kamer bij brief van 15 oktober 2012 (Kamerstukken II 2012/13, 28 684, nr. 363) geïnformeerd over voorstellen om, binnen de kaders van de rechtsstaat en de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit, een aantal onderwerpen in wetgeving uit te werken om daarmee de bevoegdheden op het gebied van de opsporing en de vervolging van computercriminaliteit te versterken.

...Dit wetsvoorstel bevat voorstellen tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering (Sv) en het Wetboek van Strafrecht (Sr). In de eerste plaats wordt voorgesteld een nieuwe bevoegdheid voor de daartoe aangewezen opsporingsambtenaren te creëren om onder voorwaarden een geautomatiseerd werk, dat in gebruik is bij een verdachte, op afstand heimelijk binnen te dringen met het oog op bepaalde doelen op het gebied van de opsporing van ernstige strafbare feiten. Deze doelen betreffen de uitoefening van reeds bestaande bevoegdheden. Voor de uitoefening daarvan is het heimelijk binnendringen in geautomatiseerd werk noodzakelijk geworden door de voortschrijdende techniek en het wijdverbreide gebruik van geautomatiseerde werken voor communicatie en de verwerking en opslag van gegevens. Daarbij kan de beveiliging worden doorbroken of kunnen technische handelingen worden verricht om toegang te verschaffen tot het geautomatiseerde werk. Ook kan heimelijk software worden geïnstalleerd met behulp waarvan op 4 specifieke punten de beveiliging wordt doorbroken of omzeild en waarmee de versleuteling van gegevens ongedaan kan worden gemaakt. Deze bevoegdheid kan onder omstandigheden ook worden toegepast ten aanzien van gegevens die zich wellicht niet op het Nederlandse grondgebied bevinden, terwijl de gevolgen van het strafbare feit zich in Nederland voordoen. Indien duidelijk is in welk land het geautomatiseerd werk zich bevindt, is rechtshulp – behoudens uitzonderlijke omstandigheden – aangewezen. Tevens wordt voorgesteld de omschrijving van het begrip „geautomatiseerd werk‟ te verruimen....

...Het oorspronkelijke conceptwetsvoorstel is in consultatie gegeven aan het College van procureursgeneraal, de korpschef van de politie, de Raad voor de rechtspraak (Rvdr), de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), het College bescherming persoonsgegevens (Cbp) en Bits of Freedom (BoF). Tevens heeft een internetconsultatie plaatsgevonden...

...De Rvdr stelt vast dat de inzet van de voorgestelde opsporingsbevoegdheden een vergaande inbreuk op de grondrechten van burgers kan opleveren. Het is van groot belang dat een dergelijke inbreuk zo beperkt mogelijk wordt gehouden en dat de burger wordt beschermd tegen willekeurige inmenging door de overheid in zijn privéleven. De Raad acht de keuze dat deze bevoegdheden slechts kunnen worden toegepast na een schriftelijke machtiging door de rechter-commissaris wenselijk en verstandig...

... De NVvR is van mening dat de inbreuk op de grondrechten, die uit het wetsvoorstel kan voortvloeien, zo beperkt mogelijk moet worden gehouden. De voorgestelde eis van een schriftelijke voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris vormt volgens de NVvR een voldoende waarborg voor zorgvuldig gebruik van de ingrijpende bevoegdheden...

...De NOvA heeft fundamentele bezwaren tegen de invoering van de bevoegdheid om heimelijk op afstand in een geautomatiseerd werk binnen de kunnen dringen en het voorgestelde decryptiebevel aan de verdachte. Met betrekking tot de invoering van de nieuwe bevoegdheden van het 6 ontoegankelijk maken van gegevens en de strafbaarstelling van het overnemen en de heling van gegevens stelt de NOvA concrete wijzigingen voor. De NOvA stelt vast dat in het wetsvoorstel zonder voldoende grond of doordenking zeer vergaande en zeer ingrijpende bevoegdheden in het leven worden geroepen, en maakt zich zorgen over de kritiekloze houding die de toenmalige minister van Veiligheid en Justitie ten aanzien van de digitalisering van de opsporing zou innemen. De verregaande digitalisering van het leven van burgers vraagt volgens de NOvA niet om uitbreiding van het strafrecht maar juist om terughoudendheid en zorgvuldiger proportionaliteitsafwegingen dan in het voorliggende wetsvoorstel zichtbaar zijn gemaakt...

...Het Cbp is van oordeel dat het ingrijpende karakter van de voorgestelde bevoegdheid en de uitgebreide kring van personen die de inzet ervan kan betreffen, hierbij onvoldoende zijn onderkend. De overwegingen worden in belangrijke mate gebaseerd op een aantal concrete situaties dat de invoering van de beoogde bevoegdheid op zichzelf onvoldoende kan rechtvaardigen. De dringende noodzaak als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) behoeft daarnaast ook een zelfstandige beschouwing en onderbouwing. Gelet hierop adviseert het Cbp om bij de gronden en afwegingen die de noodzaak van aanpassing van de huidige wettelijke bepalingen moeten onderbouwen, nadere aandacht te besteden aan de door artikel 8 EVRM gestelde voorwaarden...

...De voorstellen zijn voor BoF onacceptabel. Ten aanzien van het onderzoek van een geautomatiseerd werk en het decryptiebevel aan de verdachte zijn de bezwaren zo fundamenteel van aard dat deze voorstellen in hun geheel moeten worden afgewezen. De bezwaren tegen de andere voorstellen zijn zodanig dat deze op essentiële onderdelen moeten worden herzien...

...Het conceptwetsvoorstel is voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna ook te noemen: Afdeling advisering). Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering is het voorstel voor het decryptiebevel aan de verdachte geschrapt. Tevens is de voorgestelde bevoegdheid van een mondelinge vordering van gegevens over een gebruiker van een communicatiedienst en het communicatieverkeer met betrekking tot die gebruiker geschrapt. Ditzelfde geldt door de voorgestelde bevoegdheid van een mondelinge vordering ter zake van de zogenaamde NAW-gegevens (naam, adres, woonplaats) van een gebruiker van een communicatiedienst. De voorstellen met betrekking tot de mondelinge vorderingen zijn overgeheveld naar het voorstel van wet tot wijziging van de Telecommunicatiewet en het Wetboek van Strafvordering in verband met de bewaring van gegevens die zijn verwerkt in verband met het aanbieden van openbare telecommunicatiediensten.

Alles bij de bron; RijksOverheid [inclusief ontvangen adviezen 2013 - 2015]