De privacywet is te grof geformuleerd. En hetzelfde dreigt voor het uitbreiden van bevoegdheden voor AIVD/MIVD. Professor Gerrit-Jan Zwenne bepleit helderheid waarover we precies praten. 

Maandag kwam de Evaluatie Wet op de Inlichten- en veiligheidsdiensten 2002 uit van de commissie-Dessens met als uitkomst meer bevoegdheden voor de diensten enerzijds en meer controle anderzijds. Volgens Zwenne, hoogleraar Recht in de Informatiesamenleving in Leiden is dat juist niet het geval. “'Verregaande inbreuken op de privacy moeten gepaard gaan met verregaande waarborgen. Daarvoor lijkt weinig aandacht in het rapport van de commissie… geef ons alsjeblieft meer dan het vage begrip 'nationale veiligheid'.”

Immers, de NSA rekte haar praktijken ongelimiteerd op met een beroep op die nationale veiligheid, onder het ontbreken van elke controle. Zwenne: “In een democratische samenleving mogen burgers in beginsel alles, tenzij dat uitdrukkelijk is verboden. Voor veiligheidsdiensten moet het uitgangspunt zijn: ze mogen niks -tenzij het uitdrukkelijk is toegestaan.”

In privacydiscussies worden mensen snel weggezet als voorstander van privacy of voorstander van meer veiligheid dan wel meer exploitatie door bedrijven. Zeker Zwenne is niet in een hokje in te delen. Wel uit hij momenteel meer kritiek op overheden dan op bedrijven, en uitdijende bevoegdheden en de NSA-praktijken tonen de rechtvaardiging daarvoor.

In april 2013 sprak Zwenne zijn oratie De verwaterde privacywet uit voor de Universiteit Leiden.

Alles bij de bron; NetKwesties