Volgens website Security hoeft de Autoriteit Persoonsgegevens de NS niet uitgebreid te onderzoeken omdat treinreizigers met een anonieme OV-chipkaart geen voordeelurenkorting van het vervoersbedrijf krijgen, zo heeft de Raad van State deze week geoordeeld. Arnhemmer Michiel Jonker vroeg de Autoriteit Persoonsgegevens om tegen deze "privacy-discriminatie" handhavend op te treden, wat de toezichthouder weigerde.

Vorig jaar gaf de Rechtbank Gelderland Jonker deels gelijk en gelaste dat de AP de zaak alsnog serieus moest onderzoeken, maar verplichtte de Autoriteit Persoonsgegevens nog niet om handhavend op te treden. Zowel de toezichthouder als Jonker gingen in hoger beroep bij de Raad van State.

Reactie eiser Michiel Jonker;

Euh... Ik denk dat hier sprake is van een misverstand bij de redactie. Jullie schrijven: "Toch stelt de Raad van State dat de rechtbank de Autoriteit Persoonsgegevens niet mag verplichten om een uitgebreid onderzoek naar de NS in te stellen." 

Dat klopt niet. De Raad van State heeft gezegd dat de rechtbank de Autoriteit Persoonsgegevens NOG niet mag verplichten een (uitgebreid) onderzoek op grond van artikel 60 Wbp te doen. Echter, de Raad van State heeft ook gezegd dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het eerdere onderzoek van de AP niet uitgebreid genoeg was.

Dit is één van de eigenaardigheden van het Nederlandse bestuursrecht: soms mag een rechtbank een slecht besluit wel vernietigen, maar er nog geen goed besluit voor in de plaats stellen - dat laatste wordt het bestuursorgaan (de overheidsinstantie, in dit geval de AP) geacht vervolgens uit zichzelf te doen. En als de AP opnieuw niet voldoende onderzoek pleegt, of daaruit geen adequate conclusies trekt, dan kan de rechtbank straks het vervangende besluit opnieuw vernietigen, waarna de AP het voor de derde keer mag proberen. Enzovoort, enzovoort, in beginsel ad infinitum.

Deze merkwaardige eigenschap van de Nederlandse bestuursrechtsrechtspraak (een bijna panische angst van rechters om ook maar de geringste schijn te wekken dat ze op de heilige "stoel van de bestuurder" zouden gaan zitten) doet afbreuk aan de rechtsbescherming van Nederlandse burgers. Immers, het biedt bestuursorganen de ruimte om procedures langdurig te traineren en te compliceren als ze geen zin hebben zich aan de wet te houden.

Ik heb in mijn beroepschrift, en opnieuw in hoger beroep, voor deze gang van zaken gewaarschuwd, en de rechters gevraagd om uitspraken die mij als burger daadwerkelijk enige bescherming zouden bieden. De rechtbank heeft de redelijkheid daarvan een beetje ingezien en is er een klein beetje aan tegemoetgekomen - maar is op dat punt nu dus weer teruggefloten door de Raad van State.

Nederlandse bestuursrechters beschermen vaak bijna instinctief bestuursorganen tegen burgers, in plaats van andersom (zoals zou moeten). Ik vermoed dat dit te maken heeft met de poldercultuur en met de regentencultuur die nog uit onze Gouden Eeuw stamt: hoogmogenden houden elkaar waar mogelijk uit de wind. "Don't rock the boat - because it is a polder". Daaroverheen is in de Franse tijd (kort na 1800) een laag rationele wetgeving aangebracht volgens welke alle burgers als gelijken moeten worden behandeld. Maar een oude cultuur laat zich ook na tweehonderd jaar moeilijk beteugelen.

Toch blijkt uit de motivering van deze uitspraak van de Raad van State dat de RvS van de AP verwacht dat die zijn huiswerk nu beter gaat doen (of eigenlijk: reeds gedaan heeft in de vorm van het door de rechtbank opgedragen onderzoek). Dus ik verwacht dat als de AP in de volgende ronde opnieuw mijn handhavingsverzoek te makkelijk van tafel zou vegen, en ik daarna opnieuw in beroep zou gaan, de rechters dan minder lankmoedig jegens de AP zouden zijn (ik kan me natuurlijk vergissen...).

Probleem is dat de meeste mensen helemaal niet bestand zijn tegen zo'n uitputtingsslag. De stroperigheid van de procedure en de talrijke ontwijk- en "reparatie"-mogelijkheden die door rechters aan overheden worden gegeven, ondermijnen op die manier de effectiviteit van de rechtsbescherming van de zwakste partij, namelijk de burgers, waardoor die vaak niet eens meer proberen hun recht te halen.

De rechterlijke en bestuurlijke cultuur en de daaruit voortkomende jurisprudentie over procedures leveren op die manier strijd op met het door het EVRM vereiste "hoge, volledige en doeltreffende" beschermingsniveau op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer (artikel 8 EVRM). Het is een soort bestuurlijk-rechterlijke hindermacht die burgers ontmoedigt en afhoudt van hun recht.

Toch zullen de meeste toonaangevende Nederlandse bestuursrechters minzaam zeggen dat er niet zoveel aan de hand is ("Tut tut, u kunt zich beter niet zo opwinden..."), want als je als burger maar lang genoeg volhoudt, dan kun je (in ieder geval in theorie) toch tot je recht komen? Nou dan! Gaat u maar rustig slapen, wij waken wel over wat goed voor u is...

Ik ervaar deze zaak als waden door een zuigend moeras van goed gesalarieerde bestuurders en rechters. Of ik de overkant bereik, weet ik nog niet... Wordt vervolgd! 

Vriendelijke groet, Michiel Jonker

Alles bij de bron; Security