In Nederland willen we niet dat er wordt opgeroepen tot deelname aan een oorlog elders. Daarom is het “werven voor een gewapende strijd” strafbaar gesteld. De politie mag zo’n oproep van het internet verwijderen. En je zou ook denken dat als we het écht zo erg vinden en de politie het écht noodzakelijk acht om in te grijpen, dat ze dan ook alles op alles zet. Maar dat gebeurt dan weer niet.

De mens is van nature geneigd te gehoorzamen aan wat wordt ervaren als legitiem gezag, zelfs als dit ingaat tegen het eigen geweten.

De politie in ons land heeft bijzondere bevoegdheden. Ze mag dingen die jij en ik niet mogen. Zo mag ze informatie op het internet ontoegankelijk laten maken. Maar juist omdat die bevoegdheden zo ingrijpen op onze vrijheid heeft de wetgever allerlei waarborgen aan die bevoegdheden gekoppeld. De bevoegdheid mag niet worden ingezet als niet aan die voorwaarden is voldaan. Sommige bevoegdheden mogen alleen in specifieke situaties worden ingezet. Andere pas na toestemming van een rechter.

Die voorwaarden zorgen er voor dat de politie gedwongen wordt om alle belangen goed af te wegen en geen misbruik van haar bevoegdheden kan maken. Hoe heftiger de bevoegdheid, des te zwaarder de waarborgen.

In 2011 zei de minister van Veiligheid en Justitie over het gebruik van de bevoegdheid tot vorderen van gegevens: “De verantwoordelijkheid voor het maken van een juiste belangenafweging ligt bij de vorderende instantie en niet bij de derde. Dit houdt tevens in dat het personen of instanties […] niet vrij staat een eigen afweging te maken […].” Hij concludeert dat “een verzoek tot vrijwillige verstrekking niet tot de mogelijkheden behoort: opsporingsambtenaren moeten van de [bevoegdheid] gebruik maken.” Een belangrijk uitgangspunt van onze rechtsstaat dus.

Inmiddels zijn we vijf jaar verder. Het kabinet lanceerde in 2014 een actieprogramma voor het “beschermen van onze democratie en rechtstaat”. Ironisch genoeg ondermijnen sommige van de voorgestelde maatregelen die rechtstaat juist. Zo dwingt een van de maatregelen de politie tot het oprichten van “een specialistisch team” dat internetbedrijven wijst op “mogelijk strafbare uitingen” en hen vraagt om die informatie te verwijderen.

Uit de, op ons verzoek openbaar gemaakte, documenten blijkt dat dat team van “vragen in plaats van vorderen” haar kerntaak gemaakt heeft. Het doel is het “schonen van internet” door mogelijk strafbare jihadistische teksten, plaatjes en video’s te verwijderen [p. 476, 480] De politie beperkt zichzelf tot het soort uitlatingen waarop een maximale gevangenisstraf van vier jaar of meer staat: opruiing en het werven voor de gewapende strijd. [p. 481] In de woorden van de politie: “zo worden moeilijke afwegingen omtrent discriminatie, haat zaaien en belediging vermeden.” [p. 458] 

In onze woorden: de kans op gedoe is kleiner. Als de aanbieder het verzoek negeert of weigert, kan een strafrechtelijke procedure in gang worden gezet “om de content onder dwang te laten verwijderen”. [p. 482] En dat is dan natuurlijk weer dubieus. Als zo’n filmpje écht strafbaar is en als het écht belangrijk is dat dat filmpje wordt weggehaald, dan is het toch onbegrijpelijk dat de politie dat niet altijd gewoon afdwingt. Wat zegt dat over de kwaliteit van het oorspronkelijke verzoek? Of over de noodzaak om die informatie te verwijderen? Twijfelt de politie over de strafbaarheid van de informatie? Zou zo’n vordering voor een rechter-commissaris geen stand houden? Of is het gewoon teveel werk? Maar de betere vraag: als die informatie toch verwijderd moet worden, waarom dat dan niet meteen vorderen – dan heeft de aanbieder ook geen keuze. Bovendien zou dat in lijn zijn met het eerdere beleid.

En dat die twijfels over zorgvuldigheid gerechtvaardigd zijn blijkt ook wel uit één van de vragen-die-eigenlijk-gevorderd-had-moeten-worden van de politie eerder dit jaar. Het aangeschreven internetbedrijf antwoordde met een verzoek om nadere motivering: welk deel van de video is strafbaar op grond van welke wet en waarom precies? [p. 421] Blijkbaar was het niet meteen glashelder dat het om strafbare informatie ging. Wat ook opvalt: het verzoek begint met de vaststelling dat het politie informatie gevonden heeft “die mogelijk de bedoeling heeft op te ruien en/of te werven voor de gewapende strijd.” [p. 419] Waarom: “mogelijk”? Blijkbaar is de strafbaarheid niet evident. En hoewel de motiveringen in de verzoeken grotendeels zijn gecensureerd, zijn de voorbeeldzinnen bijzonder algemeen [p. 334] en doen geen recht aan de complexiteit [p. 327].

Kortom, het zou minister Van der Steur sieren als hij het actieprogramma inhoudelijk passend maakt met de doelstelling: het beschermen van onze democratie en rechtstaat. Dat kun je niet bereiken door dat af te breken. Als de politie gewoon netjes van haar bevoegdheden gebruik maakt, dan hoeft zij ook geen “moeilijke afwegingen” te maken. Dan hebben internet­bedrijven gewoon te luisteren. En nog een voordeel: alle waarborgen rondom die bevoegdheid worden in acht genomen. Dát is de beste manier om onze vrijheid te beschermen.

En dat is wat wij vorderen.

Alles bij de bron; BoF

[De paginanummers in de rechte haken in de onderstaande tekst verwijzen naar de paginanummers in de openbaar gemaakte documenten (PDF, 114 MB).]